Pale inderdaad allele van SL ino locus en iets over catharinaparkieten

Ik had het al meerdere keren aangehaald en vermeld in mijn boeken dat de pale mutant, naar alle waarschijnlijkheid, een allele van het SL ino locus zou zijn. Recent hebben we daar dan de bewijzen voor gekregen. Hoe en wat dat wordt u allemaal duidelijk in het BVA magazine van juni want dan wordt alles daar uit de doeken gedaan in een uitgebreid artikel.

We kunnen dan ook met zekerheid aangeven dat deze mutatie inderdaad identiek is aan de mutatie die we in 2003 beschreven hebben bij de cataharinaparkiet [Bolbohynchus lineola].  Om het wat te verduidelijken hebben  we hier het artikel uit 2003 over deze mutant bij de catharinamutant nog eens gepubliceerd. Een paar van de originele termen hebben we wel vervangen door de huidige, kwestie van het wel nog begrijpbaar te houden. Besef ook dat het lijstje van mutanten dan ook niet meer up to date is, maar, anno 2003, was het dat wel.


Een nieuwe mutatie bij de catharinaparkiet

[Bolbohynchus lineola]

Door Dirk Van den Abeele
MUTAVI, Research & Advice Group

 

Recent werden we gecontacteerd door Dhr. Alex De Rijcke in verband met een eventuele nieuwe mutatie bij de catharinaparkiet. Alex is al een paar jaar in het bezit van deze vogels, maar aangezien deze niet zo heel veel verschillen met de wildvorm wordt deze mutant eerder argwanend bekeken door de andere kwekers.  Zelfs tijdens een tentoonstelling ontstond er twijfel tussen de aanwezige  keurmeesters en werden ze uiteindelijk als ‘slechte wildvorm’ beoordeeld, dat terwijl Alex ze wel degelijk had ingezonden als mutatie.  Dus reden genoeg voor ons om deze vorm eens goed te gaan bekijken en proberen opheldering te brengen.

De wildvorm

Zoals altijd is het aangewezen dat we eerst en vooral de wildvorm eens gaan bekijken.  We gebruiken hiervoor de gegevens uit standaardeisen van de KBOF en de Studiegroep Catharinaparkiet uit Nederland.

De Catharinaparkiet is ongeveer 17 cm groot en overwegend groen van kleur en heeft een wat gedrukte, bijna horizontale houding en zit daarbij vaak wat voorover. De snavel maakt geen al te forse indruk en is ten opzichte van het lichaam niet al te groot. De ondersnavel is bijna niet te zien.  

Kleur kop: Helder groen. Voorhoofd en schedel helder diepgroen. De kleur van de wangen en de keel is een nuance lichter. Dit gaat over in de kleur van de borst.

Kleur lichaam: Mantel, bovenzijde dek (rug) en stuit helder groen. Vanaf de onderkant snavel zijn borst, buik en flanken helder groen.

Tekening: Kop/lichaam: Vanaf de achterschedel, overgaand in nek, rug en stuit bevindt zich een fijne, regelmatige, zwarte tekening (omzoming). Ook de flanktekening, die al vlak onder en achter de wangen begint, is zwart en moet duidelijk aanwezig zijn, zonder onderbreking. Deze zwarte omzoming loopt door tot op de dijen. Deze tekening gaat achter de poten en op het achterlijf over in zwarte stippen. Deze stippen moeten een regelmatig verloop hebben.

Kleur vleugels: Helder groen. De randen van de slagpennen zijn helder diepgroen van kleur. De duimveertjes zijn lichtgroen van kleur.

Tekening vleugels: Aan de vleugelbocht bevindt zich een zwarte vlek. Deze is egaal zwart en mag geen onderbrekingen vertonen. De zwaarte van de tekening moet passen bij de vogel, dus grove tekening op een kleine vogel is fout. Ongeveer 1 cm onder deze zwarte vlek bevindt zich de eerste ondulatietekening en ongeveer 1 cm daaronder bevindt zich de tweede ondulatietekening. Ongeveer 2 cm daar weer onder bevindt zich de derde ondulatietekening. Deze ondulatietekeningen, welke regelmatig aanwezig moeten zijn, mogen niet onderbroken zijn.

Kleur staart: De primaire staartveren en de onderstaartdekveren zijn helder groen, dezelfde nuance als het vleugeldek. De primaire staartveren hebben dezelfde groene kleur als de flanken.

Tekening staart: De heldergroene primaire staartveren en onderstaartdekveren hebben langs de schacht een zwarte tekening. De twee middelste, iets verlengde staartpennen, zijn bij de man nagenoeg geheel zwart. Bij de pop is slechts het uiteinde zwart. Op de primaire staartveren loopt de stiptekening vanuit de flanken door. Deze hebben aan de punt van elke veer een zwarte tekening.

Snavel: Hoornkleurig, iets grijs overgoten met aan het uiteinde een donkergrijze punt.

Ogen: Donkerbruin.

Poten: Vleeskleurig, nagels zwartgrijs éénkleurig.
Bestaande mutanten

In de literatuur is er melding van verschillende andere mutaties.

Donkerfactoren: vererven autosomaal onvolledig dominant [1,2] Zeegroen: aqua mutant vererft autosomaal recessief [1,2] SL ino: sex linked ino – geslachtsgebonden recessief [1,2] Gezoomd: deze mutant verscheen voor het eerst enkel jaren geleden in België. [1,2] Er was nogal wat twijfel over de manier van vererven. Feit is dat deze vorm dominant vererft en volgens de informatie gekregen van Dhr. Martin Coppejans heeft het er alle schijn van dat deze vorm hoogstwaarschijnlijk SL dominant – geslachtsgebonden dominant zou vererven [3] Violet: vererft onvolledig dominant [2] Cinnamon: informatie over deze kleurslag en manier van vererven is nog onduidelijk, dus er is nog geen zekerheid of het wel degelijk cinnamon is. [1,2] Dilute: verdere info ontbreekt [2]

Als we de lijst bekijken kunnen we zien dat we kunnen zeker zijn van het bestaan van de donkerfactoren, aqua, SL ino, gezoomd en violet.

Een nieuwe mutant?

Enkele jaren geleden in 1999 bemerkte Dhr. De Rijcke op een markt een vogel die volgens hem niet de normale groene wildkleur had. De vogel, een mannetje, was iets bleker (fluorescerend) gekleurd op de wangen, keel en het lichaam. De teennagels waren bleker van kleur en de normaal donkergrijze punt van de snavel was iets bleker van kleur.  Volgens de verkoper kwam deze vogel uit de combinatie wildvorm x lutino.

De vogel werd aangekocht en thuis werd deze aan een wildvorm pop gekoppeld.  In de eerste nest trof Alex terug poppen aan die iets bleker gekleurd waren, alsook lutino poppen en alle mannen geboren uit deze combinatie waren gewoon groen.Omdat Alex  zekerheid wilde hebben of het al of niet een mutatie was liet hij dat bewust koppel gewoon verder kweken en uiteindelijk leverde dat koppel 4 nesten van telkens 6 jongen op. Een van de “split” mannen uit deze combinatie werden het jaar erop gekoppeld aan de moeder en een van de blekere poppen aan de  vader.  Uit de combinatie  groene ‘split’ zoon x groene moeder, werden het jaar erop terug enkele ‘blekere’ poppen geboren.  De combinatie van een ‘bleke’ pop x ‘bleke’ vader gaf  ‘bleke’ poppen, lutino poppen en gewoon ‘bleke’ mannen. De andere‘bleker’ poppen uit het eerste broedpaar werden op hun beurt ook gekoppeld aan wildvormen en daar waren alle jongen normaal groen gekleurd. Achteraf bleek uit deze normaal gekleurde mannen dan ook nog soms nog ‘blekere’ poppen geboren te worden. Uit de ‘split mannen’ die uit het oorspronkelijke paar geboren werden achteraf gecombineerd met wildvorm, bij het ene koppel lutino poppen en bij dan weer andere koppels ‘bleke’ poppen geboren. Achteraf werd de combinatie gemaakt van ‘bleke’ mannen met lutino poppen en deze gaven “bleke” poppen, “bleke mannen” en de ‘iets blekere’ mannen die van kleur vergelijkbaar waren met de oorspronkelijke stamvader. Dit was voor Alex het bewijs dat deze ‘opblekingsfactor’ wel degelijk vererft. Hij was zich er wel van bewust dat door de minieme opbleking dit veel stof voor discussie zou opleveren.

Feiten:

Als we allemaal die feiten op een rijtje plaatsen kunnen we alvast een aantal conclusies trekken:

  • Feit is dat deze mutant op het Z (geslachts-) chromosoom ligt
  • Combinatie van deze blekere vorm met ino geeft geen groene vogel split voor ino en deze bleke kleur, maar wel een tussenkleur, duidt alvast op een interactie tussen deze twee mutanten.
  • De vaststelling dat bij combinatie van een ‘blekere man’ met een SL ino pop de daaruit geboren mannen nog iets bleker van kleur zijn en de vaststelling dat deze mannen daarna zowel ino als ‘blekere’ poppen oplevert toont aan dat deze mutant 100% zeker een allele is van het SL ino locus.


Wat is het dan wel?

Er zijn in de ornithologie bij parkietachtige al meerdere mutanten bekend die een allele zijn van het SL ino locus.

Pallid – Z ino pd :

Deze allele vinden we terug bij:

  • Agapornis roseicollis (vroeger omschreven als Australisch cinnamon of isabel)
  • roodrugparkiet (Psephotus haematonotus)
  • Neophema splendid (Neophema spendida)
  • halsbandparkiet (Psittacula krameri) (vroeger foutief omschreven als lacewing)

Platinum Z ino pm :

  • roodrugparkiet (Psephotus haematonotus)
  • valkparkieten (Nymphicus hollandicus)

 

Clearbody – Z ino cb :

  • grasparkiet (Melopsittacus undulatus)

De vraag is nu, in welk rijtje deze mutant thuis hoort. Gezien het geringe kleurverschil met de wildvorm, denk ik dat het wel degelijk een nieuwe aparte allele zou kunnen zijn. Verder vederonderzoek zal dit nog moeten uitmaken.

Ondertussen kunnen we enkel de raad geven om misschien voorlopig de benaming pallid aan te houden tot verder info bekend is. Wat we vooral moeten vermijden is dat namen zoals isabel weer eens ten onrechte opduiken. De naam isabel voor een mutant bij parkietachtige kan in geen enkel geval.

Combinaties met ino geeft heterozygote mannen en zijn dusdanig iets nog bleker van kleur zijn. Probleem is dan welke vorm gaan we vragen voor de tentoonstellingen? Het lijkt me logisch om de homozygote vorm te vragen voor de tentoonstellingen, maar probleem daar is dan dat deze moeilijk herkenbaar zijn voor een niet geoefend oog. Wordt om die reden dan ook de heterozygote vorm gevraagd, kleef er dan zeker geen aparte naam op, maar gebruik gewoon de voorlopige benaming *PallidIno* en informeerde liefhebber duidelijk over het hoe en waarom.

U ziet het, er zal nog een en ander moeten overwogen worden. Feit is, het is wel degelijk een mutatie!!

© Dirk Van den Abeele

MUTAVI, Research & Advice Group

Geraadpleegde literatuur:

  • Onderdelinde P & Vortman A – De Catharinaparkiet (2002)
  • Terry Martin – A guide to Colourmutations & Genetics in Parrots (2002)
  • Verklaringen Dhr. Martin Coppejans