FAQ: kunnen we bij een selectievorm van een intermediair dominante vererving spreken?
Wanneer mensen op zoek gaan naar de verklaring van intermediair dominante vererving dan komen ze al vlug tot de conclusie dat intermediair dominant bij planten gebruikt wordt voor de interactie bij allelen van eenzelfde gen en bij dieren deze term eigenlijk gewoon een synoniem is voor incomplete dominant. Dat zou betekenen dat we hier duidelijk met EF en DF vogels zouden werken.
Maar dat is helaas niet zo. Wanneer we zo’n selectievorm combineren met een wildvorm, dan hebben de nakomelingen een intermediair fenotype. Wanneer deze jongen terug met een wildvorm verpaard worden, hebben deze op hun beurt opnieuw een intermediair fenotype enz. Dat staat in schril contrast met de manier van overerven en de duidelijk afgebakende kweekuitkomsten die we krijgen bij een incomplete dominante overerving. Vandaar dat heel wat mensen hier duidelijk opmerkingen en vragen bij hebben. Een genetisch symbool voor deze selectievormen in het leven roepen lijkt om om dezelfde redenen ook al uit den boze.
Een selectievorm is nu eenmaal geen ‘echte’ kleurmutant die spontaan ontstaan is, maar wel het werk van jaren lang selecteren op diverse eigenschappen. Hier is met andere woorden, niet één gen, maar zijn er verschillende genetische eigenschappen bij betrokken.
Ik begrijp wel dat mensen een manier zoeken om deze vorm van overerven aan te geven, maar het lijkt me beter om dan niet van intermediair dominante overerving te spreken, maar enkel aan te geven dat: ‘in combinatie met niet selectievormen er een intermediair fenotypes ontstaan’. Dit zal voor minder verwarring zorgen en is meer wetenschappelijk correct.
Persoonlijke noot: Besef dat deze fenotypes creëren veel tijd heeft gevraagd, maar ze kwijt raken, en terug tot een goede wildvorm komen, minstens even lang duurt.