Mutanten in het wild

Deze week had ik een discussie met een bevriende vogelkweker. Hij vertelde me dat het toch vreemd is dat er geen kleurmutanten voorkomen in het wild.  Ik moest hem terechtwijzen aangezien kleurmutanten helemaal geen onbekend fenomeen zijn in het wild.  Als iemand die veel met Pyrrhura bezig is blijft de opaline Pyrrhura molinae hypoxantha het bekendste voorbeeld, waarbij 3 geelgekleurde vogels werden waargenomen door Salvadori in 1900. 2 Vogels werden door hem geschoten en tot museumbalg verwerkt.  Het duurde meer dan 90 jaar voordat het duidelijk werd dat het hier ging om een mutant en niet om een aparte soort.  Dit omdat er opaline vogels werden geboren uit een wildvang koppel. Dus ondanks dat de mutant al decennia niet was waargenomen in het wild bleek de mutant toch als recessieve eigenschap nog aanwezig te zijn in de wilde populatie.

Een ander bekend voorbeeld, zeker voor mensen die de artikelen van Dirk volgen, is de blauwe Agapornis personatus welke in 1927 in een zending wildvang vogels uit Tanzania werd gevonden.  Andere voorbeelden zijn de galah mutanten welke vandaag de dag nog worden waargenomen in Australië.  We hebben het dan niet over de zogenaamde zwarte galah, welke in werkelijkheid een vogel is die besloten heeft haar nest te bouwen in een boom welke verbrand was, maar om lutino galahs welke nog steeds regelmatig worden waargenomen in Victoria.

Tot nu toe hebben we het gehad over individuele vogels welke een kleurmutatie hebben, maar nog niet over volledige populaties.  Bij de lories zijn er twee soorten welke in het wild voorkomen in meerdere kleurmorphen.  Deze kleurmorphen zijn niets anders dan mutaties.   Zo is er de Stellalori, Charmosyna papou stellae, welke voorkomt in een rode en een zwarte variant.   Beide varianten komen in het wild voor.  De rode variant vererft geslachtsgebonden recessief ten op zichten van de zwarte vorm.   Het opvallende is dat de overige Charmosyna papou ondersoorten allemaal rood zijn. Het vermoeden is dat de huidige rode variant een opaline mutant is van de zwarte vogel en indien we er vanuit gaan dat de zwarte vogels de wildkleur zijn dan voldoet de rode variant aan alle eisen om als opaline in aanmerking te komen. Dit komt onder andere omdat normaal gesproken melanistische mutanten recessief vererven ten op zicht van de wildkleur. Dit is dus zeker niet het geval bij de Stellalorie.  Gezien de vergelijkbare rode variaties van de overige ondersoorten roept dit toch enkele vragen op.  Zo kan het zijn dat de oorspronkelijke wildkleur uitgestorven is en dat er nu een opaline mutant is welke qua fenotype lijkt op de overige papou ondersoorten.  Voorlopig moeten veronderstellen we dat de zwarte vogel de wildvorm is met een opaline mutant. Of we hierin gelijk hebben zal toekomstig onderzoek moeten aantonen. Wat we in ieder geval zeker weten dat we te maken hebben met een wildvorm en een kleurmutant.

Een andere loriesoort waarbij in het wild twee kleurvarianten voorkomen is Pseudeos fuscata beter bekend als de Duskylori. Deze soort komt net als de Stellalori voor op het eiland Nieuw-Guinea.  Hier gaat het om een gele en een oranje-rode variant. In het wild komt vooral de gele Dusky-lorie voor terwijl in de avicultuur we voral de oranje-rode vogels vinden.  Zeer waarschijnlijk is de oranje-vogel de oorspronkelijke wildkleur.

Al met al zien we dus dat mutanten wel degelijk in de vrije natuur voorkomen. En hierbij hebben we nog enkele soorten als Amazona guildingi, een bruine en een groene variant, en Alipiopsitta xanthops, groene en gele variant, nog buiten beschouwing gelaten.  Mutaties vormen een normaal onderdeel van de meiose en komen dan ook veelvuldig voor, alleen het merendeel is niet zichtbaar. Aviculturisten zijn voornamelijk gefocust op kleurmutanten welke een klein onderdeel vormen van de totale hoeveelheid mutaties.