FAQ: ik heb, als doorsnee liefhebber, de discussie over de ‘roodnek’ Agapornis fischeri met veel interesse gevolgd. Ik had graag geweten waarom het bij Agapornis roseicollis wel aanvaard is dat hun masker roder wordt en waarom dit argwaan wekt bij Agapornis fischeri. Is dat niet identiek aan de standaard Agapornis roseicollis waar we eveneens zien dat het masker intenser van kleur is door selectie. En waarom denk je dat ‘roodnekken’ mixen met Agapornis personatus zijn. Kan je ons helpen dit te begrijpen?
Rudy.
Beste Rudy,
Daar is een heel eenvoudig antwoord op deze vraag, want eigenlijk is het appelen met peren vergelijken.
Bij Agapornis roseicollis hebben we te maken met een selectietype van een raszuivere soort. Het is geweten dat de combinaties van Agapornis roseicollis en de oogringsoorten, GEEN vruchtbare nakomelingen opleveren. Dus alle vogels zijn raszuiver en er zijn geen hybridekenmerken. We zien ook enkel en alleen een toename van het rode psittacine in het masker (en zeker niet in de nek). Dus er is niets verkeerd om op natuurlijke variatiekenmerken van een soort te selecteren.
Bij Agapornis fischeri is het anders. Hier zijn flink wat bastaarden met bv Agapornis personatus in omloop. De oudere fokkers zullen zich allicht herinneren dat in de jaren 1990 heel wat liefhebbers deze soorten onder elkaar mixten. De bedoeling was toen al de kleur van het masker bij deze soorten heel intens rood van kleur te maken. Het was toen immers gebruikelijk dat men, zowel bij Agapornis fischeri als Agapornis personatus, bij ino groene (lutino) vogels een knalrode kop en masker ‘als ideaal’ beschouwden, BTW soms kwamen de lutino ‘Agapornis fischeri’ en ‘ Agapornis personatus’ zelfs uit een en hetzelfde nest 🙂 . Nu weten we gelukkig beter.
Helaas werden deze F2 en F3 hybriden – met roder masker en nek en extra eumelanine op het hoofd – ook gebruikt om de groene Agapornis fischeri ‘wat aantrekkelijker te maken’.
Waarom de combinatie van Agapornis fischeri en Agapornis personatus nu net voor een intenser rood masker en achterhoofd zorgt is heel eenvoudig te verklaren. De samenstelling van het psittacofulvins in het masker van Agapornis fischeri is een mix van gele en rode psittacine. Dat psittacine concentreert zich hoofdzakelijk in het masker. Bij Agapornis personatus bevatten de zwarte kopveren naast zwarte eumelanine ook een deel psittacofulvins. Het aanwezige psittacofulvins in deze veren bestaat voor 95% uit rode psittacine en dat strekt zich, in tegenstelling tot Agapornis fischeri, ook veel meer uit over het achterhoofd en de nek. De mix van beide soorten zorgt er dan ook voor dat de productie van rood psittacine zich over de ganse kop (zowel masker als achterhoofd) manifesteert. Het teveel aan eumelanine, dat deze combinaties met zich meebrengen, kan in tegenstelling tot het teveel aan rode psittacine, eenvoudig, in een paar generaties, weg geselecteerd worden. Het teveel aan rode psittacine in de nek weg selecteren daarentegen duurt helaas veel langer en vergt diverse generaties pure wildvorm om deze vogels mee te combineren en op te schonen. Het was dan ook voor de meesten veel eenvoudiger om dat gegeven te negeren en ‘dit als natuurlijk’ te beschouwen, of wat we struisvogelpolitiek noemen. Dat zorgde voor Agapornis fischeri met rode nekken en maakt dat deze te rode Agapornis fischeri het gevolg zijn van selectie op deze bastaarden en zijn zeker geen selectie op raszuivere Agapornis fischeri. Onderzoeken bevestigen dat trouwens.
Je kan selecteren op de natuurlijke variatie van een soort, in dit geval Agapornis roseicollis en daar kan niets mis mee zijn, net zoals selectie op de natuurlijke variatiekenmerken van een raszuivere Agapornis fischeri geen enkel probleem is. MAAR als je gaat selecteren op types met hybride kenmerken, zoals deze roodnek Agapornis fischeri, is het een compleet ander verhaal. Met andere woorden: De vergelijking met de standaard Agapornis roseicollis gaat daarom absoluut niet op.