Genus Forpus, een taxonomisch overzicht – deel 5 Forpus modestus (Cabanis) 1848

Genus Forpus, een taxonomisch overzicht – deel 5
Forpus modestus (Cabanis) 1848

Door Dirk Van den Abeele
Ornitho-Genetics VZW
MUTAVI, Research & Advice Group

Gepubliceerd in 2015

De systematische positie van Forpus modestus binnen het genus Forpus was lang een groot vraagstuk. Uit recent DNA onderzoek (Smith et al., 2013) blijkt nu dat het de oudste soort binnen het geslacht is.

Over de verspreidingsgebieden van deze soort zijn er toch heel wat twijfels. Deze habitats verschillen, in de beschikbare literatuur, duidelijk van elkaar.  Elke auteur heeft er een aparte visie op. (Del Hoyo et al., 1997; Forshaw and Knight, 2006; Juniper and Parr, 1998).

Als we meest recente onderzoeken erbij nemen dan zou Forpus modestus modestus te vinden zijn in het zuiden van Venezuela via de Guiana’s en het noorden van Brazilië. Het habitat van Forpus modestus sclateri zich zou over zuidoostelijk Colombia tot noordelijk Bolivia en een groot deel van centraal Brazilië uitstrekken. We vinden Forpus modestus zowel in de aanwezige wouden, als in de tropische grasvlakten. Hun voedsel zou hoofdzakelijk uit graszaden bestaan (Pacheco et al., 2008).

Beschrijving Forpus modestus

Als we de diverse forpussoorten met elkaar vergelijken dan valt het wel op dat deze soort eigenlijk de ‘meest donkergroene’ van allemaal is. Ook kenmerkend voor deze soort is, net als bij Forpus xanthops, de bijna geheel zwarte bovensnavel.  Dat wel met het grote verschil dat Forpus xanthops een duidelijk geel masker bij allebei de geslachten heeft terwijl het masker bij Forpus modestus bij de mannen eerder donkergroen is een bij de poppen slechts geelgroen.

De mannen van Forpus modestus zijn overwegend (donker)groen. De onderrug en stuit zijn donkerblauw. Vleugelranden en ondervleugeldekveren donkerblauw. De poppen zijn overwegend groen, maar lichter groen dan de mannen. Zij vertonen bovendien een geelgroen masker en bovenkop. Net als de mannen hebben ze een zwarte bovensnavel.

Als we de beschikbare balgen nameten dan komen we aan afmetingen die zich ergens tussen 12 tot ongeveer 13 cm citeren. Deze afmetingen worden ook gehanteerd in diverse naslaggidsen.

Er zijn twee ondersoorten:

  • Forpus modestus modestus (Cabanis) 1848: nominaatvorm zwartsnavel dwergpapegaai
  • Forpus modestus sclateri (Gray,GR) 1859: Sclaters zwartsnavel dwergpapegaai.

De naam voor deze soort zal misschien wel voor wat verwarring zorgen. Dit alles heeft te maken met het feit dat deze soort jarenlang gekend was onder de naam Forpus sclateri sclateri en Forpus sclateri eidos.

De ontdekking van Forpus modestus

Forpus modestus modestus (Cabanis) 1848

Het was Jean Louis Cabanis (1816-1906) die Forpus modestus als eerste beschreef. Cabanis werkte als assistent van Gustav Hartlaub (1814 – 1900) voor het Museum van Berlijn.

Zijn eerste beschrijving van Forpus modestus vinden we terug in het boek ‘Reisen in Britisch-Guiana in den Jahren 1840-44. Im Auftrag Sr. Majestät des Königs von Preussen, ausgeführt von Richard Schomburgk. Nebst einer Fauna und Flora Guiana’s nach Vorlagen von Johannes Müller, Ehrenberg, Erichson, Klozsch, Troschel, Cababnis und andern‘ uit 1948.
Dit boek werd toen uitgegeven door Moritz Richard Schomburgk (1811 – 1891). Deze Duitse plantkundige ging in 1844 op expeditie naar Brits Guyana en Brazilië. Schomburgk verzamelde tijdens deze expeditie heel wat studiemateriaal voor het museum van de Berlijnse universiteit. De expeditie werd geleid door zijn broer Robert en er werkten diverse onderzoekers aan mee. Één ervan was Jean Louis Cabanis. Hij beschreef in dit boek heel wat (nieuwe) vogelsoorten waaronder Forpus modestus. Hij beschreef ze als ‘Nov. Spec’ (nieuwe soort) onder de naam Psittacula modesta.
Ik citeer hier uit zijn beschrijving:

  1. P. modesta Cab. nov. spec.

Een enkel exemplaar, als man getekend, helemaal zonder blauw, verschilt van de poppen van P. passerinus door iets grotere lichaamsafmetingen en in het bijzonder door een bredere snavel; voorhoofd en het voorste gedeelte van het hoofd zijn zoals de gehele onderzijde geelachtig groen. Het groen van de bovenzijde is minder levendig (krachtig), en donkerder (lijkt op P. tuipara); slagpennen zwart, onderrug, ondervleugeldekveren en buitenste randen van de grote slagpennen grasgroen; binnenrand van de slagpennen met een blauwgroene waas. Bovensnavel donkerbruin, ondersnavel licht gekleurd.

Gehele lengte: 5‘‘, 8‘‘‘, vleugel 3 1/4‘‘, staart 1‘‘ 8‘‘‘, middelste teen zonder nagel 6 ¾‘‘‘.

Het is duidelijk dat Cabanis hier een pop beschreef.

Richard Schomburgk voegde bij deze beschrijving toch nog volgende persoonlijke opmerking toe: “De heer Cabanis heeft deze soort als nieuw opgelijst, ofschoon ik erbij dezelfde bedenkingen heb als bij de vorige soort, gewoon omdat ik hun altijd tegelijk uit zwermen van P. passerinus afschoot. Schomb”.

Met andere woorden, deze Forpus modestus was toen te vinden in vluchten samen met Forpus passerinus.

In 1853 startte Cabanis samen met Hartlaub het “Journal fur Ornithologie”.  Een wetenschappelijk tijdschrift waarvan hij meer dan veertig jaar lang, tot in 1894, de hoofdredacteur was. Daarna werd hij door zijn schoonzoon, Anton Reichenow, opgevolgd. (BTW: Journal für Ornithologie bestaat tot op de dag van vandaag nog altijd en is nog steeds één van de meest toonaangevende in zijn vakgebied. Alleen is de naam nu vertaald naar het Engels en het daarom officieel “Journal of Ornithology”. Sinds 2004 wordt het uitgegeven door Springer Science+Business Media namens het ‘Deutsche Ornithologen-Gesellschaft’. )

Forpus modestus sclateri (Gray,GR) 1859

De Engelsman George Robert Gray (1808-1872) was het hoofd van de ornithologische afdeling van

het Natural History Museum in Londen. In deze hoedanigheid catalogeerde hij verschillende vogels en uiteraard een aantal nieuwe soorten. Één van zijn belangrijkste werken is ongetwijfeld ‘The Genera of Birds 1844 – 1849’. Een imposant boekwerk, in verschillende delen, met prachtige illustraties welke niet minder dan 46.000 referenties en beschrijvingen van vogels bevat.

In 1859 publiceerde hij deel drie van de boekenreeks ‘List of the Birds in the British Museum’. In dit deel beschreef hij de parkieten uit de museumcollectie. Op pagina 86 beschreef hij als eerste Psittacula sclateri of ‘The black-billed Passerine Parrot’.  Het was een exemplaar welke afkomstig was uit de Collectie van een zekere Mr.  Steven en was geschoten in de buurt van Rio Javari, Peru.

Hij beschrijft de vogel ongeveer als volgt: ‘Olijfachtig groen, meer helder groen op de bovenkant van het hoofd, wangen en voorlichaam. De onderrug, middenste dwarsdeel van de vleugels, ondervleugeldekveren en vleugelbochten, diep altramarijn blauw. Bovenbek zwart, onderbek wit’.

In deze lijst neemt hij ook Forpus modestus modestus op als Psittacula modesta. Hij was duidelijk de indruk toegedaan dat het hier om twee verschillende soorten ging. De nogal uiteenlopende verspreidingsgebieden zullen hier zeker niet vreemd aan geweest zijn.

Naamverwarring

Nadat Boie in 1858 de naam Forpus voor dit genus had voorgesteld werd door de jaren heen de naam Psittacula modesta en Psittacula sclateri vervangen door Forpus modestus en Forpus sclateri. In 1937 kwam daar verandering in.

James Lee Peters (1889 – 1952) was een Amerikaans ornitholoog en curator van de ornithologische afdeling van het Museum of Comparative Zoology,  van de Harvard Universiteit. Hij was ook voorzitter van de ‘American Ornithologists Union’ en voorzitter van de International Commission on Zoological Nomenclature.  Tussen 1931 en 1952 publiceerde hij diverse volumes van zijn inmiddels wereldberoemde Check-list of the Birds of the World. In 1937 publiceerde Peters volume drie daarvan waarin hij ook de papegaaien behandelde.

Daarin stelde hij dat modestus en sclateri ondersoorten van elkaar zijn, maar dat de naam  modestus, eigenlijk niet gebruikt kon worden. Hij baseerde deze conclusie op het feit dat in 1845 door Fraser een parkiet onder de naam Palaeornis modestus beschreven werd, die later tot het geslacht Psittacula (edelparkieten) gerekend werd. Bij deze vogel ging het dus om een ondersoort  of soort die nauw verwant is aan de langstaartparkiet, Psittacula longicauda, en die van het eiland Enggano bij Sumatra kwam.  Omdat volgens hem modestus en sclateri ondersoorten van elkaar waren en Forpus sclateri volgens hem de enige tot dan geldig beschreven vorm was werd deze daarom de nominaatvorm Forpus sclateri sclateri en kreeg de ‘verkeerd’ beschreven vorm modestus de volgens hem correcte naam Forpus sclateri eidos, als nieuwe naam (nomen novum) voor Forpus modestus (Cabanis 1848). De naam eidos betekent trouwens zoiets als ‘oerbeeld’ of vroegste verschijningsvorm.  (Peters, 1937).

Deze stelling bleef onaangetast tot 2006. Toen gingen José Fernando Pacheco en Bret M. Withney op onderzoek en ontdekten dat de naam ‘modestus’ toch gebruikt kon worden. Want Fraser gebruikte deze naam in de combinatie Palaeornis modestus (nu Psittacula modesta of Psittacula longicauda modesta), dus voor een vogel die in een ander geslacht thuis hoorde en oorspronkelijk niet eens als Psittacula modesta beschreven werd. Pas veel later werd de combinatie Psittacula modesta ingevoerd en leek het daarom dat twee papegaaiachtige onder dezelfde naam beschreven werden. Maar feitelijk was dat dus niet zo. En na het opklaren van de juiste namen voor de twee geslachten (Forpus i.p.v. Psittacula en Psittacula i.p.v de toen gebruikelijke naam Palaeornis) was de naam modestus uiteindelijk toch wel beschikbaar voor de zwartsnaveldwergpapegaai (Fernando, 2006)
Het gevolg kan u raden: Forpus modestus werd in eer hersteld en aangezien sclateri later beschreven was dan modestus werd deze op zijn beurt een ondersoort van Forpus modestus, dus Forpus modestus sclateri.  (En de naam eidos wordt zo een synoniem voor Forpus modestus modestus.)

Het feit dat beide inderdaad ondersoorten zijn van elkaar klopt wel degelijk en daar had Peters het wel bij het rechte eind. Dit werd in 2013 zelfs door DNA onderzoek bevestigd (Smith et al., 2013).

Forpus modestus in avicultuur

Hierover zijn de meeste liefhebbers het wel eens: Forpus modestus is met zekerheid niet aanwezig in avicultuur in Europa.

 

Literatuur

Del Hoyo, J., Elliott, A., Sargatal, J., Cabot, J., 1997. Handbook of the birds of the world.

Fernando, J., 2006. Mandatory changes to the scientific names of three Neotropical birds. Br. Ik.

Forshaw, J.M., Knight, F., 2006. Parrots of the world: an identification guide. Princeton University Press.

Juniper, T., Parr, M., 1998. Parrots: A Guide to Parrots of the World. Yale University Press.

Pacheco, M.A., Lentino, M., Mata, C., Barreto, S., Araque, M., 2008. Microflora in the crop of adult Dusky-billed Parrotlets (Forpus modestus). J. Ornithol. 149, 621–628.

Peters, J.L., 1937. Peters’s’ Check-List of Birds of the World’. Harvard University Press.

Smith, B.T., Ribas, C.C., Whitney, B.M., HernÁndez-baÑos, B.E., Klicka, J., 2013. Identifying biases at different spatial and temporal scales of diversification: a case study in the Neotropical parrotlet genus Forpus. Mol. Ecol. 22, 483–494.